Natuurontwikkeling begint met verwondering

Natuurontwikkeling begint met een lastige constatering: de natuur is complex. Alles hangt met elkaar samen. De natuur laat zich niet zomaar vangen in een reeks cijfers of modellen. Toch proberen we dat vaak wel. Bij de ontwikkeling van natuur op voormalige landbouwgrond, bijvoorbeeld, is het gangbaar om de natuur terug te brengen in cijfers. Via bodemonderzoek verkrijgen we data die we kunnen vergelijken met streefwaarden voor onder andere nutriënten, zuurgraad en hydrologie. En eerlijk is eerlijk: die structuur heeft ook voordelen. Een doelcijfer, een bijbehorend maatregelpakket, en klaar. Maar in hoeverre werkt deze aanpak?

In de praktijk blijkt de natuur weerbarstiger. Soms ontwikkelt de natuur zich positief terwijl de cijfers dat niet voorspellen. Denk aan de Achthovense uiterwaarden langs de Lek: daar ontstonden prachtige glanshaverhooilanden op voedselrijke bodems, terwijl de cijfers aangaven dat we eerst decennialang moesten verschralen om de fosfaattoestand van de bodem te verlagen. Mogelijk vond er toch stikstoflimitatie plaats, of waren uitgevoerde beheersmaatregelen relevanter dan de bodemchemische eigenschappen. En omgekeerd: soms komt natuurontwikkeling niet tot stand terwijl alle parameters binnen de streefwaarden vallen. Wat zegt dat over onze benadering?

De laatste jaren raak ik steeds meer geïnspireerd door ecologen en bodemkundigen die een meer holistische aanpak hanteren. Die zonder een vooropgezet plan het veld in gaan, simpelweg om te kijken, te luisteren, en zich te verbinden met een gebied. Die ruimte maken voor verwondering. En wat blijkt? Juist de dingen die er écht toe doen, laten zich niet kwantificeren. Die zie je pas als je je openstelt voor wat een gebied zelf laat zien.

In onderzoek, advies en onderwijs ligt de nadruk vaak op het hoofd: op denken, analyseren, onderbouwen. En dan het liefst zo kwantitatief mogelijk. Hoewel dat zeker waardevol is, dreigen we hiermee iets kwijt te raken: ons vermogen om te voelen wat relevant is. Om ons te verbinden met een gebied.

Daarom mijn advies: ga het veld in. Kijk om je heen, zonder plan. Verwonder je. Niet als vervanging van cijfers en modellen, maar als een noodzakelijke aanvulling. Juist in complexe projecten, zoals natuurontwikkelingsprojecten, maakt dat het verschil tussen een theoretisch goed advies en een advies dat werkt in de praktijk.

Laten we dit ook in ons onderwijs integreren. Laat studenten en jonge onderzoekers het veld in gaan zonder vooropgezet plan. Laat ze leren kijken, luisteren en hun intuïtie serieus nemen. Want echte kennis ontstaat in een balans van hoofd, hart en handen. Met vieze laarzen en een open blik.

Maarten van Doorn

Nutriënten Management Instituut

Maarten van Doorn is onderzoeker bij het Nutriënten Management Instituut en werkt aan uiteenlopende projecten op het snijvlak van landbouw, milieu en natuurontwikkeling. Hij heeft een achtergrond in milieukunde (BSc, Van Hall Larenstein) en milieuwetenschappen (MSc, Wageningen Universiteit) met een specialisatie in milieusysteemanalyse en bodemchemie.

Volgende
Volgende

Bodem in de toekomst