Bodemonderwijs: over wormen en aarde, én normen en waarden

De afgelopen decennia heeft de Nederlandse bodem veel moeten incasseren: verzuring, verdroging, compactie, stikstof. Het lijkt wel alsof er iedere keer een nieuw probleem opduikt. Maar er is hoop: in de gebiedsgerichte aanpak van de provincies horen we voor het eerst een ander geluid. Onze natuurlijke hulpbronnen vormen niet langer de sluitpost voor dit beleid, maar een leidend principe. Heel voorzichtig zien we in dit beleid erkenning voor bodem en water als fundament voor vrijwel alle activiteiten in ons land. En het inzicht dat we daar dus zorgvuldig mee om moeten gaan.

De verschuiving naar bodem als leidend principe voor beleid onderstreept hoe hard we mensen nodig hebben met kennis over de bodem. Niet alleen in deze roerige periode van crisis-op-crisis, maar óók om de landbouw en gebiedsinrichting van de toekomst te vormen en zoveel mogelijk volgende crises een stap voor te blijven. Het opleiden van een nieuwe generatie bodemambassadeurs is nu belangrijker dan ooit. Dit worden namelijk de beleidsmakers, boeren, en wetenschappers van de toekomst.

Door me in te zetten voor de ontwikkeling van bodemonderwijs in Wageningen, kan ik bijdragen aan het opleiden van die generatie, terwijl ik zelf ook veel blijf leren over de bodem. In het wetenschappelijk onderwijs zijn we sterk geneigd om onderwerpen zoveel mogelijk op te knippen en af te bakenen. Het Engelse ‘science’ is niet voor niets een afgeleide van het Latijnse ‘scindere’, wat ‘knippen’ betekent. Maar wat me opvalt: in plaats van bodembiologie als losstaand vakgebied te bestuderen, wordt er juist steeds meer verbinding met andere disciplines opgezocht. Scripties bij meerdere vakgroepen, gezamenlijke excursies, en een groeiende diversiteit aan studenten met interesse in bodembiologie. We zijn meer aan het plakken dan aan het knippen.

at is een logisch gevolg van de brede interesse die studenten hebben om zo steeds complexere uitdagingen te kunnen begrijpen. Een interesse die precies past bij de grote maatschappelijke en ecologische problemen van deze tijd. Dat de bodem steeds dieper is ingebed in andere opleidingen, is dus ook niet meer dan logisch. De bodem zelf staat ten slotte ook in verbinding met alles wat erop groeit, staat en leeft.

Bovendien horen bij die verschuivende norm – bodem als leidend principe in beleid – belangrijke waarden: duurzaamheid, verantwoordelijkheid en respect voor onze omgeving. Waarden die essentieel zijn voor succesvolle klimaatmitigatie en bodemvruchtbaarheid in de (nabije) toekomst.

Terwijl de Wageningse studenten doorleren over wormen en aarde, leer ik door diezelfde bodem dus steeds meer over normen en waarden. Wat een mooi vakgebied!

Marente Lokin

Marente Lokin heeft een achtergrond in plantenwetenschappen en is sinds een half jaar onderwijscoördinator van de leerstoelgroep bodembiologie bij Wageningen University. Hierbij ondersteunt ze bij diverse bachelor- en mastervakken en houdt ze zich bezig met de ontwikkeling van het onderwijs. Het valt haar op dat studenten zich graag breed opleiden, om zo beter grip te krijgen op de complexe uitdagingen van tegenwoordig. Naast haar werk bij de WUR is ze graag bezig in de praktijk: ze heeft een bedrijfje met duurzame lease-kerstbomen en bestuurt en beheert verschillende voedselbossen in Brabant.

Dit artikel verscheen eerder in Vakblad Bodem oktober 2022

Vorige
Vorige

Onderzoekers zijn geen productontwerpers

Volgende
Volgende

Klimaatrobuuster omgaan met de bodem