Energietransitie: een groeiende uitdaging in een overvolle bodem

U kent het wel. Vrijwel dagelijks zien we berichtgevingen uit de media over calamiteiten veroorzaakt door grondroerende werkzaamheden. Krantenkoppen zoals “brandweer ontruimt woningen wegens gaslek” of “Overstroming & sinkholes door kapotte waterleiding” passeren regelmatig de revue. Werden volgens het Agentschap Telecom in 2016 “slechts” voor € 26.9 miljoen aan directe herstelkosten gemaakt, in 2021 steeg dit cijfer al naar maar liefst € 41.2 miljoen. De indirecte kosten, veiligheid van uitvoerend personeel alsmede de maatschappelijke impact zijn daarbij nog niet eens meegenomen.

De cijfers van graafschade liegen er dan ook niet om. Het aantal graafbewegingen neemt fors toe, met name om het huidige ondergrondse infranet robuust en gereed te maken voor de toenemende vraag. Klimaatadaptatie in de vorm van het overschakelen van een gemengd naar een gescheiden rioleringssysteem draagt daar ook aan bij. Tel daar de reguliere onderhoudswerkzaamheden bij op en er ontstaat een ideale mix voor conflicten in een alsmaar voller wordende ondergrondse bodem.

In diverse netwerkorganisaties wordt gediscussieerd en gezocht naar mogelijke oplossingen voor dit ruimteconflict. Zelf ben ik ook betrokken bij dergelijke groeperingen, zoals het COB. Het is erg interessant om de stemmen vanuit de verschillende stakeholders te horen, maar het laat ook zien dat een integrale oplossing een lastige zaak is. Voorstellen zoals het realiseren van de zogenaamde “kabel & leiding tunnels” bieden een mogelijke oplossing, maar brengen tegelijkertijd ook problemen met zich mee zoals conflicterende ligging en ruimtegebrek.

Ik ben ook bezig met het zoeken naar oplossingen voor graafschade met mijn werk. Een voorbeeld hiervan is de inzet van grondradaronderzoek. Door het voorafgaand maken van een scan is het mogelijk om een volledig beeld van de ondergrond te verkrijgen, nog voordat de eerste schop de grond in gaat. Natuurlijk zitten ook aan deze werkmethodiek beperkingen, maar het voordeel hiervan is dat er reeds in de ontwerpfase problemen op voorhand in kaart gebracht kunnen worden, zoals bijvoorbeeld een conflicterende ligging of ruimtegebrek. Dit scheelt kosten, tijdstagnatie en is daar naast duurzamer dan halverwege de uitvoering een andere koers moeten bepalen.

Met de bouw van nieuwe wind- en zonneparken (en hun benodigde aansluitingen) wordt het ondergronds ruimtevraagstuk steeds relevanter. Daarbij wordt overigens steeds vaker uitgeweken naar ‘’buitengebieden’’, waar gezien de beperkte naoorlogse bodemroering het ‘’opsporen van ontplofbare oorlogsresten’’ vaak ook weer aan de orde komt. Op deze wijze ben ik op verschillende manieren betrokken bij de energietransitie en het grote ondergrondse ruimtevraagstuk waar wij in de toekomst steeds vaker mee te maken krijgen. Een interessant werkveld waarbij de nodige barrières nog reeds overwonnen dienen te worden.

 

Len Meuwissen, Euroradar

Len Meuwissen heeft een achtergrond in Aardwetenschappen & Fysische Geografie en is sinds drie en een half jaar werkzaam bij Euroradar. Euroradar is een geofysisch ingenieursbureau dat (voornamelijk) gespecialiseerd is in 2 verschillende werkvelden: Grondradaronderzoek & Explosieven opsporing. Binnen de grondradarafdeling vervult Len de functie van teamleider, op het hoofd kantoor in Hardinxveld-Giessendam. Daarnaast is Len tevens projectleider in de explosieven opsporing, voornamelijk werkzaam vanuit de vestiging in Limburg. Gezien zijn Limburgse roots én interesse in geschiedenis, de Tweede Wereldoorlog & slagveldarcheologie is dat dan ook geen vreemde combinatie.

Dit artikel verscheen eerder in Vakblad Bodem mei 2023

Vorige
Vorige

Verhogen van het organische stofgehalte als middel om bodemkwaliteit te verbeteren

Volgende
Volgende

Onderzoekers zijn geen productontwerpers